31 augustus 2012

Max Bygraves

89, Hope Island (Queensland, Australië), 31 augustus, ziekte van Alzheimer

 

Engels zanger en acteur, eigenlijk Walter William Bygraves. Eigenzinnige cockney crooner speelde ook enkele filmrollen, met name als de titelheld van de musical Charley Moon (Guy Hamilton, 1956) over een plattelandsjongen die succes zoekt in Londen. Filmdebuut in de aks verloren beschouwde komedie Blessem All (Robert Jordan Hill, 1949). Ook in The Nitwits on Parade (top-billed; Jordan Hill, 1949), Skimpy in the Navy (Stafford Dickens, 1949), Tom Brown’s Schooldays (Gordon Parry, 1951), A Cry from the Streets (top-billed; Lewis Gilbert, 1958), de komedie Bobbikins (Robert Day, 1959) en als leraar in Spare the Rod (top-billed; Leslie Norman, 1961).

26 augustus 2012

Edwin Visser

47, Kreta, 26 augustus, hartinfarct

 

Nederlands regisseur en scenarioschrijver. Maakte samen met producent Frank van Geloven de horrorfilm Sl8n8t (2006) over een 19de eeuwse seriemoordenaar in de Limburgse mijnstreek, met hoofdrollen voor Victoria Koblenko en Kurt Rogiers. De bescheiden productie ging uit in 36 kopieën, haalde ruim 12.000 bezoekers in de bioscoop, maar een veel groter aantal kijkers op dvd, ook internationaal. Eerder schreven, regisseerden en produceerden Van Geloven en Visser de korte horrorfilm Necrophobia (1995).

Ze werkten al geruime tijd aan de voorbereiding van een volgende film, New Blood, waarvan al een trailer bestaat. Tevens maakten zij commercials, bedrijfsfilms en enkele bioscooptrailers voor andere films, bijvoorbeeld De tweeling (Ben Sombogaart, 2002) en Van God los (Pieter Kuijpers, 2003).

19 augustus 2012

Tony Scott

68, San Pedro CA, 19 augustus, zelfdoding door sprong van brug

 

Engels regisseur en producent, voluit Anthony David Scott. Succesvol regisseur van Hollywood-actiefilms, die zich onderscheiden door een dynamische montage, een permanent gevoel van snelle opwinding en een elegante, om niet te zeggen gladde vormgeving. De meest lucratieve was het romantische luchtmachtdrama Top Gun (1986), dat een superster maakte van Tom Cruise. Studeerde af aan de kunstacademie van Sunderland en wilde aanvankelijk documentaires maken. Speelde de hoofdrol in de korte film Boy and Bicyle (1965) van zijn zeven jaar oudere broer Ridley Scott, die hem overhaalde om voor zijn maatschappij reclamefilms te komen regisseren.

Het doorslaggevende argument was dat hij zich dan binnen het jaar een Ferrari zou kunnen veroorloven, en dat klopte. Maakte zijn speelfilmdebuut met The Hunger (1983), een curieuze en morbide vampierfilm, met een legendarische seksscène van Catherine Deneuve en David Bowie. Voorts regisseerde Scott Beverly Hills Cop II (met Eddie Murphy; 1987), Revenge (een flop met Kevin Costner; 1990), de autoracefilm Days of Thunder (met Cruise en diens echtgenote Nicole Kidman; 1990), het bombastische The Last Boy Scout (met Bruce Willis; 1991), de door Quentin Tarantino geschreven culthit True Romance (all-star cast; 1993), de onderzeebootfilm Crimson Tide (met Denzel Washington; 1995), The Fan (met Robert DeNiro; 1996), de hightech thriller Enemy of the State (met Will Smith; 1998), Spy Game (met Robert Redford; 2001), de door David Fincher geschreven korte film Beat the Devil (met James Brown; 2002),

Man on Fire (met Washington; 2004), de korte film Agent Orange (2004), Domino (met Keira Knightley; 2005), Deja Vu (met Washington; 2006), de remake van The Taking of Pelham 1 2 3 (met Washington en John Travolta; 2009) en Unstoppable (met Washington; 2010). Richtte met broer Ridley de productiemaatschappij Scott Free op. Produceerde onder meer de tv-films RKO 281 (Benjamin Ross, 1999) over de totstandkoming van Citizen Kane (Orson Welles, 1941) en  de partiële biografie van Winston Churchill The Gathering Storm (Richard Loncraine, 2002). alsmede televisieseries als Numb3s (2005-10) en The Good Wife (2009-12), maar ook eigen en andermans speelfilms: Clay Pigeons (David Dobkin, 1998), Where the Money Is (met Paul Newman; Marek Kanievska, 2000), In Her Shoes (met Cameron Diaz; Curtis Hanson, 2005), Tristan + Isolde (Kevin Reynolds, 2006), The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford (met Brad Pitt; Andrew Dominik, 2007), Cracks (Ridleys dochter Jordan Scott, 2009), Welcome to the Rileys (Ridleys zoon Jake Scott, 2010), Cyrus (Jay en Mark Duplass, 2010), The A-Team (Joe Carnahan. 2010), het documentaire project Life in a Day (19 regisseurs, 2011), The Grey (Carnahan, 2011), Prometheus (Ridley Scott, 2012) en het nog uit te brengen Stoker (Park Chan-wook, 2013) en Out of the Furnace (Scott Cooper, 2013). Over de achtergrond van Scotts zelfdoding werd meteen driftig gespeculeerd. Berichten over een niet meer te opereren hersentumor werden door zijn familie categorisch ontkend, maar zij wilden geen nadere toelichting  geven.

17 augustus 2012

Phyllis Diller

95, Los Angeles, 17 augustus, in haar slaap

 

Amerikaans actrice en komiek, geboren als Phyllis Ada Driver. Pionier van stand-up comedy, een van de eerste vrouwelijke komieken op televisie, vaak tegenover Bob Hope. Handelsmerk bestond uit een onafscheidelijk sigarettenpijpje en een kakelende lach. Serieus filmdebuut met kleine rol in Splendor in the Grass (Elia Kazan, 1961). Top-billed tegenover Jayne Mansfield in The Fat Spy (Joseph Cates, 1966). Ook in films als Boy, Did I Get a Wrong Number! (met Hope; George Marshall, 1966), Eight on the Lam (tegenover Hope; Marshall, 1967), The Private Navy of Sgt. O’Farrell (tegenover Hope; Frank Tashlin, 1968), Did You Hear the One about the Traveling Saleslady? (top-billed; Don Weis, 1968), The Adding Machine (Jerome Epstein, 1969), een cameo in The Sunshine Boys (Herbert Ross, 1975), Pink Motel (top-billed; Mike MacFarland, 1982), de pastiche Il silenzio dei prosciutti/The Silence of the Hams (Ezio Greggio, 1994), The Debtors (Evi Quaid, 1999) en Hip! Edgy! Quirky! (top-billed; Mark Haller-Wade, 2002). Sprak de stem in van de Koningin in de originele versie van de animatiefilm A Bug’s Life (John Lasseter en Andrew Stanton, 1998).

14 augustus 2012

Phyllis Thaxter

91, Longwood FL, 14 augustus, ziekte van Alzheimer

 

Amerikaans actrice. Gescheiden van televisieproducent James T. Aubrey, die later aan het hoofd van CBS zou belanden. Stond aanvankelijk onder contract bij MGM, waar ze vooral echtgenotes te spelen kreeg, als eerste die van Van Johnson in Thirty Seconds over Tokyo (Mervyn LeRoy, 1944). Ook voor MGM in Bewitched (top-billed, als vrouw met gespleten persoonlijkheid; Arch Oboler, 1945),

Week-end at the Waldord (Robert Z. Leonard, 1945), als de dochter van Spencer Tracy en Katharine Hepburn in de western The Sea of Grass (Elia Kazan, 1947), tegenover Gene Kelly in Living in a Big Way (Gregory La Cava, 1947), Tenth Avenue Angel (Roy Rowland, 1948), The Sign of the Ram (John Sturges, 1948) en de film noir Act of Violence (Fred Zinnemann, 1948). Na voor RKO te zijn opgetreden in Blood on the Moon (Robert Wise, 1948) en voor Paramount tegenover Barbara Stanwyck in No Man of Her Own (Mitchell Leisen, 1950), tekende ze bij Warner Bros. en debuteerde daar tegenover John Garfield in The Breaking Point (Michael Curtiz, 1950). Vervolgens voor Warner in Fort Worth (Edwin L. Marin, 1951), Jim Thorpe – All American (tegnover Burt Lancaster; Curtiz, 1951), Come Fill the Cup (Gordon Douglas, 1951), She’s Working Her Way through College (H. Bruce Humberstone, 1952), tegenover Gary Cooper in Springfield Rifle/De onzichtbare tegenstander (André De Toth, 1952) en Operation Secret (Lewis Seiler, 1952). Warner ontsloeg Thaxter, omdat ze aan kinderverlamming leed. Ze werkte daarna vooral voor televisie en speelde incidenteel nog in een film, zoals Women’s Prison (Seiler, 1955),

Man Afraid (Harry Keller, 1957) en The World of Henry Orient (George Roy Hill, 1964). Ze maakte een soort van comeback als de moeder van Clark Kent (tegenover Glenn Ford als diens vader) in Superman (Richard Donner, 1978), geproduceerd door haar toenmalige schoonzoon Ilya Salkind

10 augustus 2012

Carlo Rambaldi

86, Lamezia Terme (provincie Catanzaro), 10 augustus, natuurlijke dood

 

Italiaans ontwerper van visual en special effects. Won twee Oscars voor visual effects, in Alien (Ridley Scott, 1979) en E.T. – The Extra-Terrestrial (Steven Spielberg, 1982), en een derde voor ‘speciale prestaties’ toen er nog geen Oscar in deze categorie bestond, voor King Kong (John Guillermin, 1976). Werd voor deze laatste film door producent Dino DeLaurentiis naar Hollywood gehaald, na een lange staat van dienst als ontwerper, modelmaker en auteur van special effects in Italiaanse spektakel- en horrorfilms: La vendetta di Ercole/Goliath and the Dragon (Vittorio Cottafavi, 1960), Maciste contro i mostri/Fire Monsters against the Son of Hercules (Guido Malatesta, 1962), Perseo l’invincibile (Alberto de Martino, 1963), La strega in amore (Damiano Damiani, 1966), Una lucertola con pelle di donna/Lizard in a Woman’s Skin/Schizoid (Lucio Fulci, 1971),

La notte dei diavoli/Demonen der nacht (Giorgio Ferroni, 1972), Flesh for Frankenstein/Andy Warhols Frankenstein (Paul Morrissey, 1973), Blood for Dracula/Andy Warhols Dracula (Morrissey, 1974) en Profondo rosso/Deep Red (Dario Argento, 1975). In de VS gezien als de createur van buitenaardse wezens par excellence. Zo gaf hij ook de bezoekers in Close Encounters of the Third Kind (Spielberg, 1977) vorm. Voorts onder meer Nightwing (Arthur Hiller, 1979), The Hand (Oliver Stone, 1981), Possession (Andrzej Zulawski, 1981), Conan the Destroyer (Richard Fleischer, 1984), Dune (David Lynch, 1984), Cat’s Eye (Lewis Teague, 1985), Silver Bullet (Daniel Attias, 1985) en King Kong Lives (Guillermin, 1986).

09 augustus 2012

Mel Stuart

83, Beverly Hills, 9 augustus, kanker

 

Amerikaans regisseur en producent, pseudoniem van Stewart Solomon. Regisseerde de eerste verfilming van Roald Dahls Willie Wonka and the Chocolate Factory/Sjakie en de chocoladefabriek (1971), met Gene Wilder in de titelrol.

Hoewel Stuart voor meer speelfilms tekende, was hij vooral producent en regisseur van documentaires, nadat hij van researcher was opgeklommen tot vicepresident van de non-fictiemaatschappij van David L. Wolper. Zijn documentaire Four Days in November (1964) over de moord op John F. Kennedy werd genomineerd voor een Oscar. Zijn speelfilmdebuut was het gedeeltelijk in Amsterdam gedraaide If It’s Tuesday, This Must Be Belgium (1969). Overige speelfilms als regisseur: I Love My Wife (1970), One Is a Lonely Number (1972), het grotendeels documentaire Wattstax (1973), over het 'zwarte Woodstock', Mean Dog Blues (1978) en The White Lions (1981). Won een Emmy voor de documentaire The Making of the President 1960 (1963) en werd nog vier keer genomineerd voor zijn televisiewerk.

08 augustus 2012

Kuirt Maetzig

101, Wildkuhl (Mecklenburg-Vorpommern), 8 augustus, natuurlijke dood

 

Duits regisseur, scenarioschrijver en filmbestuurder. Zoon van de eigenaar van een filmlaboratorium, was als assistent-regisseur tijdens het Derde Rijk in het verzet terechtgekomen en lid geworden van de communistische partij, Speelde een sleutelrol bij de vorming van een Oost-Duitse filmproductie, door gelijkschakeling van de UFA, die omgedoopt werd in DEFA en vanaf 1946 door Maetzig artistiek geleid werd. Na een aantal politieke ‘documentaires’ te hebben gedraaid, debuteerde hij bij de DEFA als speelfilmregisseur met Ehe im Schatten (1947), een ook internationaal gewaardeerde aanklacht tegen het antisemitisme. Maetzig werd een van de voornaamste DDR-regisseurs en zijn werk was grotendeels in overeenstemming met de partijlijn, met uitzondering van Das Kaninchen bin ich (1965), dat een kwart eeuw niet vertoond mocht worden, tot na de val van de DDR. De sardonische benadering van het Oost-Duitse rechtssysteem en het opportunisme van iedereen die zich een positie had verworven, bleek een brug te ver. In navolging van deze censuurkwestie werden alle verboden titels “konijnenfilms” genoemd.

Tot Maetzigs overige werk behoren Die Buntkarierten (1949), Der Rat der Götter (over de collaboratie van IG Farben; 1950), het hagiografische tweeluik over de communistische leider Ernst Thälmann, Sohn seiner Klasse (1954) en Führer seiner Klasse (1955), Das Lied der Matrosen (over de bolsjewistische revolutie in Rusland; samen met Günter Reisch, 1958), de science-fictionfilm naar Stanislaw Lem Der schweigende Stern/First Spaceship on Venus (1960), Septemberliebe (1961), Das Mädchen auf dem Brett (1967), Die Fahne von Kriwoj Rog (1967), Januskopf (met Armin Müller-Stahl, 1972) en Mann gegen Mann (1976).

07 augustus 2012

Luc De Heusch

84, Brussel, 7 augustus, natuurlijke dood

 

Belgisch antropoloog-filmmaker. Hoogleraar sociale en culturele antropologie aan de Vrije Universiteit van Brussel (1955-92). Aan zijn werk werd in 2008 hommage gebracht door het Amsterdamse festival Beeld voor Beeld, onder meer met vertoning van een documentaire over De Heusch, Wild Thinking/La pensée sauvage (Karine de Villers, 2007). Naast etnografische films maakte De Heusch ook films over kunst. Hij was nauw verbonden met de CoBrA-beweging en schreef artikelen in het gelijknamige tijdschrift. Ook maakte hij de enige CoBrA-film, Perséphone (1951), onder het pseudoniem Luc Zangrie. Begon als assistent van documentairemaker Henri Storck, van wie hij later de biograaf zou worden. Tot De Heusch’ belangrijkste antropologische documentaires behoren Fête chez les Hamba (1955, hermontage 1998), Rwanda, tableaux d’une feodalité pastorale (1956), Les gestes du repas (1957), Six mille habitants (1958),  Les amis du plaisir (over een Belgisch amateurtoneelgezelschap; 1961), Sur les traces du renard pâle – Recherches en pays Dogon 1931-1983 (1984) en Une république devenue folle – Rwanda 1894-1994 (1996). Films over kunstenaars zijn onder meer Magritte, la leçon des choses (1960)., Alechinsky d’après nature (1970), Dotremont – les logogrammes (1972) en Je suis fou, je suis sot, je suis méchant: autoportrait de James Ensor (1990). De Heusch regisseerde een lange speelfilm gesitueerd in een Luiks arbeidersmilieu, met een scenario van Hugo Claus: Jeudi on chantera comme dimanche (1967).

Judith Crist

90, New York, 7 augustus, natuurlijke dood

 

Amerikaans filmjournalist, geboren als Judith Klein. Werd de eerste vrouwelijke filmrecensent met een breed lezerspubliek en had vermoedelijk het grootste publiek dat een filmrecensent ooit gehad heeft, door haar kritieken in TV Guide en voor de populaire ontbijtshow op televisie Today (1963-73), Begon bij The New York Herald Tribune. Werd ook door collega’s serieus genomen wegens haar toegankelijkheid, al miste ze de auteuristische oriëntatie van collega’s als Andrew Sarris en was minder onderbouwd polemisch dan Pauline Kael. Schreef zelden over niet-Engelstalige films. Werd gehekeld door ‘slachtoffers’ van haar recensies als Billy Wilder en Otto Preminger.

06 augustus 2012

Marvin Hamlisch

68, Los Angeles, 6 augustus, na een korte ziekte

 

Amerikaans componist. Won drie Oscars in hetzelfde jaar, voor de originele score en de titelsong van The Way We Were (Sydney Pollack, 1973) en voor de songscore en bewerking (van Scott Joplins ragtime-muziek) van The Sting (George Roy Hill, 1973).

Negen overige Oscarnominaties, waarvan zeven voor beste liedje: Life Is What You Make It uit Kotch (Jack Lemmon, 1971), Nobody Does It Better uit de Bond-film The Spy Who Loved Me (Lewis Gilbert, 1977), The Last Time I Felt Like This uit Same Time, Next Year (Robert Mulligan, 1978), Through the Eyes of Love uit Ice Castles (Donald Wrye, 1979), Surprise, Surprise, een toevoeging voor de filmversie aan de door hemzelf geschreven musical A Chorus Line (Richard Attenborough, 1985), The Girl Who Used to Be Me uit Shirley Valentine (Gilbert, 1989) en I’ve Finally Found Someone uit The Mirror Has Two Faces (Barbra Streisand, 1996). De overige twee nominaties betroffen originele scores voor The Spy Who Loved Me en Sophie’s Choice (Alan J. Pakula, 1982).

Hamlisch was op zijn zevende de jongste student van de prestigieuze Julliard School en verdiende later de kost als pianist bij repetities voor Broadway-musicals. Zijn eerste bijdrage aan film waren enkele liedjes voor Ski Party (Alan Rafkin, 1965),

de eerste originele score was voor The Swimmer (Frank Perry, 1968). Daarna volgden scores voor films als The April Fools (Stuart Rosenberg, 1969), Take the Money and Run (eerste film van Woody Allen, 1969), Bananas (Allen, 1971), Something Big (Andrew V. McLaglen, 1971), The War between Men and Women (Melville Shavelson, 1972), The World’s Greatest Athlete (Robert Scheerer, 1973), Save the Tiger (John G. Avildsen, 1973), The Prisoner of Second Avenue (Melvin Frank, 1975), Starting Over (Pakula, 1979), Chapter Two (Robert Moore, 1979), Seems Like Old Times (Jay Sandrich, 1980), I Ought to Be in Pictures (Herbert Ross, 1983), D.A.R.Y.L. (Simon Wincer, 1985), 3 Men and a Baby (Leonard Nimoy, 1987), Little Nikita (Richard Benjamin, 1988), The January Man (Pat O’Connor, 1989), Frankie and Johnny (Garry Marshall, 1991) en The Informant! (Steven Soderbergh, 2009).