12 maart 2014

Véra Chytilová


85, Praag, 12 maart, natuurlijke dood

Tsjechisch regisseur en scenarist. Zoals Agnès Varda als enige vrouwelijke regisseur van de nouvelle vague een anarchistische uitzonderingspositie bekleedde, zo was ook de zichtbaarste vrouw in de Praagse filmlente de meest vitale, fantasierijke en hedonistische van het stel. Chytilová’s onomstreden meesterwerk Sedmikrásky/Daisies/Madeliefjes (1966) was een vrolijk pamflet tegen gewichtigheid en een ode aan de vriendschap tussen twee meisjes.
De film hoort duidelijk thuis in de traditie van cinéma vérité, films die de perceptie van de werkelijkheid ter discussie stellen en de vanzelfsprekendheid van realisme een beetje uitlachen. De in Moravië geboren Chytilová kwam naar Praag om architectuur en filosofie te studeren, en verdiende haar brood als ontwerpster, mannequin en scriptgirl. Pas in 1957, op haar 28ste, werd ze eindelijk toegelaten tot de prestigieuze filmschool FAMU, waar Otakar Vávra haar leermeester was. Haar eindexamenfilm Strop/Het plafond (1962) won een prijs op het kortefilmfestival van Oberhausen. Een jaar later debuteerde ze met de lange speelfilm O necem jinem/Something Different (1963), die de Grote Prijs won op het festival van Mannheim. Ook dat was een film over twee vrouwen: een huisvrouw zonder veel ambities en een topturnster, gespeeld door de echte kampioen Eva Bosákova. Vervolgens maakte ze Automat Svet, een van de vijf sketches in de omnibusfilm Perlicky na dne/Pearls from the Deep (1966), die de Praagse filmgeneratie als visitekaartje diende.
Het internationale succes van Sedmikrásky werd uiteraard bestraft na de Russische inval van 1968. Haar volgende film, de Tsjecho-Slowaaks-Belgische coproductie Ovoce stromu rajskych jime/Les fruits du paradis (1969) kwam op een zwaar bewaakte plank te liggen. Als het Chytilová al mogelijk zou zijn geweest om in de repressieve periode van het regime-Husak haar land te ontvluchten, zoals bentgenoten Milos Forman, Ján Kadár en Ivan Passer, dan zou ze het waarschijnlijk nog niet gedaan hebben. Ze hield zich vooral in leven door commercials te regisseren, veelal onder de naam van haar toenmalige echtgenoot, cameraman Jaroslav Kucera. Pas in 1977 maakte ze een voorzichtige comeback, met de komedie Hra o jablko/Spel met de appel, waarin de eveneens in Praag achtergebleven regisseur Jiri Menzel een hoofdrol speelt.
Appels, de zondeval en het paradijs vormen overigens een weerkerend thema in het (feministische) oeuvre van de regisseur, die bijna al haar films ook zelf schreef. Haar latere films haalden niet meer het niveau van voor 1968: Panelstory (1980), Kalamita (1982), de documentaire confrontatie Chytilova versus Forman (1982), Faunovo velmi pozdní odpoledne/The Very Late Afternoon of a Faun (1983), de documentaire Praha: neklidné srdce Evropy/Prague: The Restless Heart of Europe (1984), de horrorkomedie Vlci bouda/Wolf’s Lair (competitie Berlijn 1987), Sasek a královna/The Jester and the Queen (1988), Kopytem sem, kopytem tam/Snowball Reaction (1989), Dedictví aneb Kurvahosigutntag/The Inheritance of Fuckoffguysgoodday (1993), Pasti, pasti, pasticky/Traps (competitie Venetië 1998), Vyhnáni z ráje/Expulsion from Paradise (2001) en Hezké chvilky bez záruky/Pleasant Moments (2006). Ze was te zien met Jean-Luc Godard in de politieke documentaire Pravda (Groupe Dziga Vertov, 1970) en in de aan haar leven en werk gewijde documentaire Cesta/Journey (Jasmina Bralic, 2004). Op internet wordt Chyitilová wel eens aangeduid als 'de moeder van Pussy Riot'.

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten