27 november 2014

Frank Yablans


79, Los Angeles, 27 november, natuurlijke dood

Amerikaans producent en scenarioschrijver. Jongere broer van distributeur en producent Irwin Yablans, beiden de zoon van een taxichauffeur uit Brooklyn. Frank was na werkzaamheden voor verschillende studio’s en een succesvolle loopbaan als vicepresident Sales, in de meest succesvolle periode van de studio president van Paramount Pictures (1971-75), verantwoordelijk voor producties als The Godfather (Francis Ford Coppola, 1972), The Godfather Part II (Coppola, 1974), Chinatown (Roman Polanski, 1974) en Death Wish (Michael Winner, 1974).  Tevens sleutelfiguur in de formatie (samen met Universal) van de internationale distributeur CIC, later UIP en UPI. Daarna onafhankelijk producent van onder meer Silver Streak (Arthur Hiller, 1976), The Other Side of Midnight (Charles Jarrott, 1977), The Fury (Brian De Palma, 1978), North Dallas Forty (tevens coscenarist; Ted Kotcheff, 1979) en Mommie Dearest (tevens coscenarist; Frank Perry, 1981), die Yablans drie Razzies bezorgde, onder meer voor ‘slechtste film van het decennium’. Daarna Monsignor (Perry, 1982), The Star Chamber (Peter Hyams, 1983), Congo (Frank Marshall, 1995), A Dog of Flanders (Kevin Brodie, 1999) en de flops van bijbelse proporties The Ten Commandments (Bill Boyce en John Stronach, 2007) en Noah’s Ark: The New Beginning (Boyce en Stronach, 2012). In de jaren tachtig werd Yablans door eigenaar Kirk Kerkorian naar het kwijnende MGM gehaald, waar hij zich beijverde om de fusie met United Artists tot MGM/UA te voltooien. Daarmee haalde hij ook de consequenties van megaflop Heaven’s Gate (Michael Cimino, 1980) binnen. In het boek Fade Out: The Calamitous Final Days of MGM (1990) wijst auteur Peter Bart, in 1983 door Yablans bij MGM/UA gehaald en later hoofdredacteur van Variety, hem aan als hoofdschuldige voor de ondergang van MGM. Gescheiden van scenarioschrijver Tracy Hotchner (Mommie Dearest).

26 november 2014

Annemarie Düringer


89, Baden bei Wien, 26 november, doodsoorzaak onbekend

Zwitsers actrice. Opgeleid bij Max Reinhardt en in Parijs, sinds 1949 verbonden aan het Burgtheater in Wenen. Speelde ook in vele films, te beginnen met Der Feldherrnhügel (top-billed; Ernst Marischka, 1953). Opvallend in Nachts wenn der Teufel kam (Robert Siodmak, 1957), als de moeder in La dentellière (Claude Goretta, 1977) en als de arts en morfineleverancier in Die Sehnsucht der Veronika Voss (Rainer Werner Fassbinder, 1982). Ook in films als de Richard Tauberbiografie Du bist die Welt für mich (Marischka, 1953), tegenover Curd Jürgens in Gefangene der Liebe (Rudolf Jugert, 1954), Ewiger Walzer/De levensroman van Johann Strauss (Paul Verhoeven, 1954), Die Stadt ist voller Geheimnisse (top-billed; Fritz Kortner, 1955), Der 20. Juli (Falk Harnack, 1955), Oberwachtmeister Borck (Gerhard Lamprecht, 1955), tegenover Hans Albers in Vor Sonnenuntergang/Before Sundown (Gottfried Reinhardt, 1956), als Nederlandse in de Britse productie Count Five and Die (Victor Vicas, 1957),
de Zwitserse producties Die Käserei in der Vehfreude/Annelie vom Berghof (top-billed; Franz Schnyder, 1958), SOS Gletscherpilot (top-billed; Vicas, 1959). Anne Bäbi Jowäger - I. Teil: Wie Jakobli zu einer Frau kommt (Schnyder, 1960) en Dällebach Kari (Kurt Früh, 1970), alsmede Der Lügner (Ladislao Vajda, 1961), Schatten der Engel (Daniel Schmid, 1976), de korte film Bourbon Street Blues (Hans Schönherr, Douglas Sirk en Tilman Taube, 1979), als Cilly in de serie Berlin Alexanderplatz (Fassbinder, 1980), Gebürtig (Robert Schindel en Lukas Stepanik, 2002), als de moeder in Klimt (Raúl Ruiz, 2006), de Zwitserse komedie Die Herbstzeitlosen (Bettina Oberli, 2006), als abdis in Vision – Aus dem Leben der Hildegard von Bingen (Margarethe von Trotta, 2009) en de titelrol in Lovely Louise (Oberli, 2013).


Showreel Annemarie Düringer from Agentur Kelterborn on Vimeo

Sabah


87, Beiroet, 26 november, na een lange ziekte

Libanees zangeres en actrice, pseudoniem van Jeanette Gergis al-Feghali, ook wel Sabah Fighali. Een van de grote diva’s van de Arabische popmuziek en filmindustrie, die ook optrad in de Olympia (Parijs) en Carnegie Hall (New York). Afkomstig uit christelijke familie. Had verschillende bijnamen, waarvan al Shahroura (het zangvogeltje) de bekendste was. Een televisiefilm over haar leven, Al Shahroura (met Carole Samaha in de titelrol; 2011), trok tijdens de ramadan vele miljoenen kijkers. Trad vanaf haar elfde op in meer dan 100, veelal Egyptische films, te beginnen met El sa’a saba/The Clock Strikes Seven (Togo Mizrahi, 1938). Eerste grote sterrol in El-qalb lou wahid/The Heart Has Reasons (Henry Barakat, 1945) als het personage Sabah (‘ochtend’ ) dat haar naam zou blijven. Een kleine greep uit de bekendste films: El Ataba el khadra/Ataba Square (Fatin Abdel Wahab, 1959), El rajul el thani/My Second Husband (Ezzel Dine Zulficar, 1960), Gouzi marat/Jaoz marti/My Wife’s Husband (Niazi Mostafa, 1961), El aydi el naema./Soft Hands (tegenover Maryam Fakhr al Din; Mahmoud Zulfikar, 1964),
  Nar eshawk/Nar al Souq/The Fire of Belonging (tegenover haar dochter Houweida; Muhammed Salem, 1970) en Laila baka feha el Qamar (Ahmed Yehia, 1980). Laatste rol: een cameo in de Libanese film Bosta (Philippe Aractingi, 2005). Acht huwelijken, waarvan er een slechts drie dagen duurde (1967), met haar grote liefde, acteur Roshdy Abaza. 

25 november 2014

Joanna Dunham


78, Saxmundham (Suffolk), 25 november, doodsoorzaak onbekend

Engels actrice en schilderes. Dochter van een architect. Studeerde aan de Slade School of Art in Londen, daarna Royal Academy of Dramatic Art, als klasgenoot van Susannah York en de latere manager van de Beatles, Brian Epstein. Werd door Marilyn Monroe, die haar had zien spelen tijdens een Amerikaanse tournee van The Old Vic, getipt aan regisseur George Stevens voor de rol van Maria Magdalena in The Greatest Story Ever Told (1965). Eerder al filmdebuut in Dangerous Afternoon (Charles Saunders, 1961). Ook in The Breaking Point (Lance Comfort, 1964), de Zweeds-Engelse verfilming van Heere Heeresma’s A Day at the Beach (Simon Hesera, 1970),
de Zweeds-Engelse verfilming van Heere Heeresma’s A Day at the Beach (Simon Hesera, 1970),
tegenover Denholm Elliott in de horrorklassieker The House That Dripped Blood (Peter Duffell, 1971), als Arlette, de Franse vrouw van de Nederlandse politiecommissaris, in de tv-serie Van der Valk (1973-77), Scandal (Michael Caton-Jones, 1989) over de Profumo-affaire en The Hour of the Pig/The Advocate (Leslie Megahey, 1993). De laatste kwart eeuw vooral succesvol als kunstenaar en galeriehouder.

Will Spoor


86, Amsterdam, 25 november, natuurlijke dood

Nederlands mimespeler en acteur. Zoon van fluitist Maurice Spoor en zangeres Suze Diehm. Studeerde viool en altviool aan het Utrechtse conservatorium en mime bij Etienne Decroux in Parijs. Richtte na een internationale carrière een eigen mimetheater (1963-73) en mimeschool (1962-67) in Amsterdam op, alsmede het Onk Theater Overal (1978). Pionier in de grafische notatie van mime. Acteerde ook in enkele theaterproducties en op televisie. Werd bekend als Snuitje, de helft van het domme-boevenduo in de jeugdserie Pipo en de Waterlanders (tegenover Rudy Falkenhagen als Snuf; John van de Rest, 1963-64). Speelde de hoofdrol in de met een Gouden Palm bekroonde Belgische korte animatiefilm Harpya (Raoul Servais, 1979) en in de Tsjechische zwarte komedie Mistri/Champions (Marek Najbrt, 2004). Ook te zien in de Australische gedramatiseerde documentaire Harry Hooton/Moving Statics (Arthur Cantrill, 1969). Vader van acteur, dramaturg en schrijver Laurens Spoor.

23 november 2014

Hélène Duc


97, Parijs, 23 november, natuurlijke dood

Frans actrice. Oorspronkelijk lerares Frans. Speelde talloze rollen op televisie en in het theater, vaak als malle deftige dame. In films als Édouard et Caroline (Jacque Becker, 1951), Le plus heureux des hommes (Yves Ciampi, 1952), als prefect in Les grandes manoeuvres (René Clair, 1955), als Isabelle in Le déjeuner sur l’herbe (Jean Renoir, 1959). Le Caïd (Bernard Borderie, 1961), Les amours célèbres (Michel Boisrond, 1961), Comment réussir en amour (Boisrond, 1962), La vie conjugale (André Cayatte, 1963), La chasse à l’homme (Édouard Molinaro, 1964), Les baratineurs (Francis Rigaud, 1965), À tout casser (John Berry, 1968), La prisonnière (Henri-Georges Clouzot en Robert Ménégoz, 1968), La femme en bleu (Michel Deville, 1973), Je sais rien, mais je dirai tout (Pierre Richard, 1973), Catherine et Cie (Boisrond, 1975), tegenover Bernard Blier in Le faux-cul (Roger Hanin, 1975), Miss Mona (Mehdi Charef, 1987), Promis…juré! (Jacques Monnet, 1987), Les Soeurs Soleil (Jeannot Szwarc, 1997) Un ange (Miguel Courtois, 2001), Tanguy (Etienne Chatilliez, 2001) en Laisse tes mains sur mes hanches (Chantal Lauby, 2003). Yad Vashem-onderscheiding (2009) voor het redden van vele Joden in Bergerac en Marseille. Officier in het Legioen van Eer.

20 november 2014

Claudine Merlin


85, Parijs?, ong. 20 november, doodsoorzaak onbekend

Frans editor. Won een César voor de montage van Trop belle pour toi (Bertrand Blier, 1989) en werd zes keer genomineerd in dezelfde categorie: Barocco (André Téchiné, 1976), Les soeurs Brontë (Téchiné, 1979), Buffet froid (Blier, 1979), Notre histoire (Blier, 1984), Tenue de soirée (Blier, 1986), Monsieur Hire (samen met Joëlle Hache; Patrice Leconte, 1989) en ‘Merci la vie’  (Blier, 1991). Begon te monteren met twee invloedrijke korte films van Alain Resnais: Toute la mémoire du monde (1956) en Le chant du styrène (1959). Daarna assistent van editor Kenout Peltier. Eerste zelfstandig gemonteerde lange speelfilm: Le temps de mourir (André Farwagi, 1970). Belangrijkste overige titels: Tout va bien (samen met Peltier; Jean-Luc Godard en Jean-Pierre Gorin, 1972), La grande bouffe/De grote schranspartij (samen met Gina Pignier; Marco Ferreri, 1973), Calmos (Blier, 1976), Préparez vos mouchoirs (Blier, 1978), Beau-père (Blier, 1981), Hôtel des Amériques (Téchiné, 1981), La femme de mon pôte (Blier, 1983), Chocolat (Claire Denis, 1988), J’embrasse pas (Téchiné, 1991), Un, deux, trois soleil (Blier, 1993), Gazon maudit (Josiane Balasko, 1995), Mon homme (Blier, 1996), Les acteurs (Blier, 2000), L'ex-femme de ma vie (Balasko, 2004) en Cliente (Balasko, 2008).


Trop belle pour toi - Le diner door so_crate

19 november 2014

Mike Nichols


83, New York, 19 november, hartstilstand
In Duitsland als Michael Igor Peschkowsky geboren Amerikaans film- en theaterregisseur en komiek. Won met zijn tweede film, de grensverleggende komedie over een generatiestrijd The Graduate (1967), de Oscar voor beste regie en werd nog vier keer genomineerd: als regisseur van de verfilming van Edward Albees toneelstuk Who’s Afraid of Virginia Woolf? (zijn regiedebuut, 1966), van Silkwood (1983) en Working Girl (1988) en als een van de producenten van The Remains of the Day (James Ivory, 1993). In totaal werden 17 verschillende acteurs genomineerd voor een Oscar onder regie van Nichols. Zijn subtiele, muzikale gevoel voor acteren en voor dialogen werd voor een belangrijk deel gevoed door zijn ervaringen als de helft van een komisch duo met Elaine May. Zij hadden succes in het theater en radio, maar vooral op de plaat. Het duo bestond slechts enkele jaren (1958-61), maar zou door de scherpe toon en de perfecte timing grote invloed blijven uitoefenen, vooral op stand up komieken en televisiesatire. Incidenteel kwam het duo weer even samen, bij voorbeeld in de korte film Bach to Bach (Paul Leaf, 1967)  en voor de inauguratie van president Jimmy Carter in 1980.

Nichols and May - Bach to Bach from Rebecca O'Neal on Vimeo.
Nichols behoort tot het selecte gezelschap van (op het moment van zijn overlijden twaalf) EGOT’s: winnaars van een Emmy, een Grammy, een Oscar en een Tony. Hij vluchtte met zijn Joodse ouders in 1939 uit Berlijn naar New York en verkreeg in 1944 de Amerikaanse nationaliteit, Nichols is een verengelst patroniem (Nikolajevitsj). Na het einde van de samenwerking met May speelde hij in enkele televisieproducties en ging toneel regisseren, aanvankelijk in Vancouver, later op Broadway. Zijn eerste grote succes was in 1965 de originele theaterversie van Neil Simons blijspel The Odd Couple. Als regisseur van de voorstelling van Who’s Afraid of Virginia Woolf? was hij de aangewezen persoon om de filmversie tot een goed einde te brengen: het was de eerste film ooit waarin de volledige cast voor een Oscar werd genomineerd; uiteindelijk won de film er vijf. Na het immense succes van The Graduate, dat ook een ster maakte van de weinig voor de hand liggende hoofdrolspeler Dustin Hoffman, ging Nichols door met twee geraffineerde films met een literaire achtergrond: de verfilming van Joseph Hellers bestseller Catch-22 (1970) en de door cartoonist Jules Feiffer geschreven anatomie van een seksuele revolutie, Carnal Knowledge (1971).
De volgende twee, min of meer actiegerichte films vielen artistiek en commercieel tegen: The Day of the Dolphin (met George C. Scott, 1973) en de gekostumeerde klucht The Fortune (1975). Na de bioscoopregistratie van de Broadwayshow Gilda Live (met Gilda Radner; 1980) en enkele flops in het theater, kwam Nichols sterk terug met het op ware gebeurtenissen gebaseerde Silkwood (1983), een ernstige aanklacht tegen de gevaren van kernenergie en de mogelijke moordaanslag op activiste Karen Silkwood (Meryl Streep). Ook drie van de vier volgende films verwezen naar bestaande personages: de verfilming van Nora Ephrons memoires aan haar huwelijk met Carl Bernstein Heartburn (met Streep en Jack Nicholson; 1986), Simons legerherinneringen Biloxi Blues (1988) en de verfilming van Carrie Fishers relaas over Hollywoodmoeder Debbie Reynolds Postcards from the Edge (met Streep en Shirley MacLaine; 1990).
Daarna volgden het door J.J. Abrams geschreven Regarding Henry (1991), de horrorvariant Wolf (met Nicholson; 1994), de Amerikaanse versie van La cage aux folles getiteld The Birdcage (met Robin Williams; 1996), de bewerking door May van Joe Kleins politieke satire Primary Colors (met John Travolta en Emma Thompson als een variant van de Clintons; 1998), de sciencefiction-flop What Planet Are You From? (door en met Garry Shandling; 2000), de televisiefilm Wit (Nichols’ enige eigen scenario, competitie Berlijn; 2001), het televisietweeluik naar Tony Kushners toneelstuk Angels in America (met Streep, Thompson en Al Pacino; 2003), Closer (2004) en Charlie Wilson’s War (2007). Behalve veel van zijn eigen films produceerde Nichols The Longshot (Paul Bartel, 1986), de verfilming van Wallace Shawns stuk The Designated Mourner (tevens hoofdrol; David Hare, 1997), Friends with Kids (Jennifer Westfeldt, 2011) en de documentaire Crescendo! The Power of Music (over het Venezolaanse jeugdorkest El Sistema; Jamie Bernstein, 2014). Vierde en laatste huwelijk met ABC-anchor Diane Sawyer.

17 november 2014

Fred Personne


81, Marmande (Lot-et-Garonne), 17 november, natuurlijke dood

Frans acteur. In tegenstelling tot wat vaak werd vermoed was de achternaam, die ‘niemand’ betekent, van deze alom aanwezige bijrolacteur geen pseudoniem. Meestal speelde hij een politieman, boer of garagehouder, maar soms een dragende rol, zoals de baas van de boerenknecht met brommer (Michel Robin)  in het Zwitserse Les petites fugues (Yves Yersin, 1979) of in het in zijn geboortestreek (Nord-Pas-de-Calais) gesitueerde Bienvenu chez les Ch’tis (Dany Boon, 2007).
Filmdebuut in La bande à Bonnot (Philippe Fourastié, 1968). Onder veel meer in Pierre et Paul (René Allio, 1969), L’insolent (Jean-Claude Roy, 1973), Il n’y a pas de fumée sans feu (André Cayatte, 1973), Juliette et Juliette (Rémo Forlani, 1974), als politiecommissaris in M. Klein (Joseph Losey, 1976), La question (Laurent Heynemann, 1977), L’animal (Claude Zidi, 1977), Dimenticare Venezia (Franco Brusati, 1979), Le mors aux dents (Heynemann, 1979), als de vader van Miou-Miou in La femme flic (Yves Boisset, 1980), Pile ou face (Robert Enrico, 1980), Sauve qui peut (la vie) (Jean-Luc Godard, 1980), L’année prochaine…si tout va bien (Jean-Loup Hubert, 1981), als Franse taxichauffeur in Curse of the Pink Panther (Blake Edwards, 1983), Liberty Belle (Pascal Kané, 1983), Mon cas/O meu caso (Manoel de Oliveira, 1986), als de vader van Jacqueline Bisset in La maison de jade (Nadine Trintignant, 1988), Pleure pas my love (Tony Gatlif, 1989), Riens du tout (Cédric Klapisch, 1992), de Nederlandse tv-serie Zwarte sneeuw (Maarten Treurniet, 1996), Livraison à domicile (Bruno Delahaye, 2003) en de korte film Le tableau (Laurent Achard, 2013). Talloze televisie- en theaterrollen. Autobiografie: Y’a quelqu’un? Non, y’a personne (2008).
Décès de Fred Personne door TNTWeo

16 november 2014

Charles Champlin


88, Los Angeles, 16 november, ziekte van Alzheimer

Amerikaans filmcriticus en –journalist, schrijver en docent, voluit Charles Davenport Champlin III. Kwam in 1965 bij de Los Angeles Times en werd daar de belangrijkste filmcriticus (1967-80). Daarna column onder de titel Critic At Large. Telg uit wijnbouwersfamilie uit upstate New York, infanterist in WOII, in 1948 afgestudeerd aan Harvard. Schreef daarna 17 jaar voor LIFE and Time Magazine. Medeoprichter van de Los Angeles Film Critics Association, bestuurslid van American Cinematheque. Vanaf 1971 presentator van verschillende televisieprogramma’s. Doceerde aan Loyola Marymount University (1969-85) en USC (1985-96). Publiceerde boeken als The Flicks Or: Whatever Became of Andy Hardy (1977), The Movies Grow Up: 1940-1980 (1982), George Lucas: The Creative Impulse (1992), John Frankenheimer: A Conversation with Charles Champlin (1995), Hollywood's Revolutionary Decade Charles Champlin Reviews the Movies of the 1970s (1998) en autobiografisch werk als Back There Where the Past Was. A Small-Town Boyhood (1999) en A Life in Writing. The Story of an American Journalist (2006). Speelde zichzelf in The Player (Robert Altman, 1992). Jurylid in Berlijn (1992 en 1994).

14 november 2014

Glen A. Larson


77, Santa Monica, 14 november, slokdarmkanker

Amerikaans televisieproducent. Bedenker, producent en vaak ook schrijver van groot aantal populaire series. Omdat die vaak afgeleid waren van bioscoophits (zonder bronvermelding), verwierf hij hier en daar de bijnaam ‘ Glen Larceny’. Een van de opmerkelijkste producties was wel de serie Battlestar Galactica (1978-79) en het vervolg Galactica 1980, een mormoonse variant op thema’s uit Star Wars. In Europa verschenen compilatieversies in de bioscoop, als Battlestar Galactica (gebaseerd op de pilot; Richard A. Colla, 1979) en Mission Galactica: The Cylon Attack (Christian I. Nyby II en Vince Edwards, 1979), net als van zijn serie Buck Rogers in the 25th Century (Daniel Haller, 1979). Andere bekende door Larson geproduceerde series zijn Alias Smith and Jones (vrij naar Butch Cassidy and the Sundance Kid; 1971-72), McCloud (vrij naar Coogan’s Bluff; 1970-77), Knight Rider (1982-86), en Magnum, P.I. (1980-88). Begon zijn loopbaan in 1956 als lid van de zanggroep The Four Preps. Lid van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen (mormoon).

12 november 2014

Warren Clarke


67, Londen, 12 november, na een korte ziekte

Engels acteur, eigenlijk Alan Clarke. Robuust acteur met Noord-Engels accent, geboren in Lancashire en opgegroeid in Manchester. Werkte vooral veel voor televisie, met name als de bokkige rechercheur Andy Dalziel in de serie Dalziel and Pascoe (1996-2007). Ook vaak als Oost-Europeaan. Eerste grote bekendheid als Dim, de dikkige adjudant van Malcolm McDowell in A Clockwork Orange (Stanley Kubrick, 1971).
Filmdebuut in The Virgin Soldiers/Man worden in Malakka (John Dexter, 1969). Ook in films als Antony and Cleopatra (Charlton Heston, 1972), O Lucky Man! (Lindsay Anderson, 1973), The Great Riviera Bank Robbery (Francis Megahy, 1979), Hawk the Slayer (Terry Marcel, 1980), de biografie van paus Johannes Paulus II From a Far Country (Krzysztof Zanussi, 1981), de bioscoopversie van de tv-serie Masada (Boris Sagal, 1981), Firefox (Clint Eastwood, 1982), Enigma (Jeannot Szwarc, 1983), Lassiter (Roger Young, 1984), als kolonel Von Horst in Top Secret! (David Zucker, Jim Abrahams en Jerry Zucker, 1984), het Deense De flyvende djævle/Flying Devils (Anders Refn, 1985), de megaflop Ishtar (Elaine May, 1987), Crusoe (Caleb Deschanel, 1988), I.D. (Philip Davis, 1995), Greenfingers (Joel Hershman, 2000), Blow Dry (Paddy Breathnach, 2001) en Arthur’s Dyke (Gerry Poulson, 2001). Op tv onder veel meer in Coronation Street (1965-68), The Onedin Line (1978), The Jewel in the Crown (1984) en The House of Windsor (1994).

10 november 2014

Ken Takakura


83, Tokio, 10 november, huidkanker
Japans acteur, pseudoniem van Goichi Oda. Ster van talloze yakuza-films, bijgenaamd “de Japanse Clint Eastwood”. In mindere mate ook in jidai-geki (kostuumfilms) en in enkele buitenlandse producties, zoals The Yakuza (Sydney Pollack, 1974),

Black Rain (Ridley Scott, 1989), Mr.Baseball (Fred Schepisi, 1992) en de Hongkongs-Chinees-Japanse coproductie Qian li zou dan qi/Running Along for Thousands of Miles (top-billed; Zhang Yimou, 2005). Bekendste Japanse film: Showa zankyo-den/Brutal Tales of Chivalry (top-billed; Kiyoshi Saeki, 1965). Na screentest vanaf 1955 onder contract bij de Toei-studio, waar hij debuteerde met de hoofdrol in Denko karate uchi (Fujio Tsuda, 1956). Bekendste overige films:  Mori to mizuumi no matsuri/The Outsiders (Tomu Uchida, 1958),  Sen-hime to Hideyori (Masahiro Makino, 1962), Ankokugai no kaoyaku: juichinin no gyangu/Boss of the Underworld: Gang of 11 (Teruo Ishii, 1963), Jakoman to Tetsu (top-billed; Kinji Fukasaku, 1964), Narazumono (top-billed; Ishii, 1964), Okami to buta to ningen/Wolves, Pigs and Men (top-billed; Fukasaku, 1964),
Nihon kyokaku-den/The Japanese Yakuza (Makino, 1964) en vijftien vervolgfilms, Miyamoto Musashi: Ichijoji no ketto/The Duel at Ichijoji (Uchida, 1964), Kiga kaikyo/A Fugitive from the Past (Uchida, 1965), het in de verte door Stanley Kramers The Defiant Ones (1958) geïnspireerde Abashiri Bangaichi/Abashiri Prison (Ishii, 1965) en tien vervolgfilms,
Koya no toseinin/The Drifting Avenger (top-billed; Junya Sato, 1968), Too Late the Hero/In de greep van de angst (Robert Aldrich, 1970), Gendai ninkyo-shi (Ishii, 1973), Gorugo 13 (top-billed; Sato, 1973), Yadonashi/Mushuku/The Homeless (top-billed; Takeichi Saito, 1974), Daidatsugoku (top-billed; Ishii, 1975), Shinkansen daibakuha/The Bullet Train (top-billed; Sato, 1975), Kimi yo fundo no kawa wo watare/Manhunt (top-billed; Sato, 1976), Hakkodasan/Mount Hakkoda (Shiro Moritani, 1977), Shiawase no kiiroi hankachi/The Yellow Handkerchief of Happiness (top-billed; Yoji Yamada, 1977),
Fuyu no hana/Winter’s Flower (top-billed; Yasuo Furuhata, 1978), Yasei no shomei/Never Give Up (top-billed; Sato, 1978), Doran (top-billed; Moritani, 1980), Haruka naru yama no yobigoe/A Distant Cry from Spring (top-billed; Yamada, 1980), Eki/Station (top-billed; Furuhata, 1981), Kaikyo/The Tunnel (top-billed; Moritani, 1982), Nankyoko monogatari/Antarctica (top-billed; Koreyoshi Kurahara, 1983), Izakaya Choji (top-billed; Furuhata, 1983), Yasha/Demon (top-billed; Furuhata, 1985), A-un/Buddies (top-billed; Furuhata, 1989), Shijushichinin no shikaku/47 ronin (top-billed; Kon Ichikawa, 1994), Poppoya/Railroad Man (top-billed; Furuhata, 1999), Hotaru/The Firefly (top-billed; Furuhata, 2001) en Anata e/Dearest (top-billed; Furuhata, 2012). Gescheiden van zangeres Chiemi Eri.

Steve Dodd


86, Basin View (New South Wales), 10 november, natuurlijke dood

Australisch acteur en veedrijver, Arunta-naam: Mullawalla (Vliegende Vis), ook soms als Steve Dodds. Speelde in zeven decennia Aboriginal-rollen in voornamelijk Australische films, maar was ook te bewonderen als blinde ziener in The Matrix (The Wachowski Brothers, 1999). Tussendoor bleef hij actief als cowboy, rodeorijder, toeristengids en boemerangwerper. Streed ook zes jaar in Korea. Eerste kleine rollen in The Overlanders (Harry Watt, 1946), Bitter Springs (Ralph Smart, 1950) en Kangaroo (Lewis Milestone, 1952), steeds tegenover zijn ‘ontdekker’, acteur Chips Rafferty. Voorts onder meer The Chant of Jimmie Blacksmith (Fred Schepisi, 1978), als Billy Snakeskin in Gallipoli (Peter Weir, 1981), The Coca-Cola Kid (Dusan Makavejev, 1985), Ground Zero (Bruce Myles en Michael Pattinson, 1987), Evil Angels/A Cry in the Dark (Schepisi, 1988), Quigley Down Under (Simon Wincer, 1990), The Crossing (George Ogilvie, 1990), September (Peter Carstairs, 2007) en Broken Sun (Brad Haynes, 2010).

09 november 2014

Jacques Saulnier


86, Parijs, 9 november, natuurlijke dood
Frans decorontwerper. Wekte zes decennia samen met regisseur Alain Resnais, te beginnen met zijn zelfstandig debuut als chef-decorontwerper, de klassieker L’année dernière à Marienbad (1961), waarin de labyrintische locaties en decors bijna de hoofdrol vertolken. Won drie Césars, voor Providence (Resnais, 1977), Un amour de Swann (Volker Schlöndorff, 1984) en Smoking/No Smoking (Resnais, 1993).
Nog zeven andere César-nominaties voor decors: I…comme Icare (Henri Verneuil, 1979), Mon oncle d’ Amérique (Resnais, 1980), La vie est un roman (Resnais, 1983), Mélo (Resnais, 1986), On connaît la chanson (Resnais, 1997), Pas sur la bouche (Resnais, 2003) en Coeurs (Resnais, 2006). Opgeleid aan de filmschool IDHEC en assistent van de legendarische filmontwerper Alexandre Trauner. Werkte aanvankelijk samen met Bernard Evein aan films als Les cousins (Claude Chabrol, 1958) en À double tour (Chabrol, 1959). Belangrijkste overige titels: Le farceur (Philippe de Broca, 1961), La morte-saison des amours (Pierre Kast, 1961), Vu du pont/A View from the Bridge (Sidney Lumet, 1962), L’éducation sentimentale (Alexandre Astruc, 1962), Landru (Chabrol, 1963), Muriel ou le temps d’un retour (Resnais, 1963), What’s New Pussycat? (Clive Donner, 1965), La vie de château (Jean-Paul Rappeneau, 1966), La guerre est finie (Resnais, 1966), Mademoiselle (Tony Richardson, 1966),
Le voleur (Louis Malle, 1967), Ho! (Robert Enrico, 1968), La prisonnière (Henri-Georges Clouzot, 1968), Le clan des Siciliens (Verneuil, 1969), La horse (Pierre Granier-Deferre, 1970), Le chat  (Granier-Deferre, 1971), La veuve Couderc (Granier-Deferre, 1971), Le casse (Verneuil, 1971), Le fils (Granier-Deferre, 1973), Le serpent (Verneuil, 1973), Le train (Granier-Deferre, 1974), Stavisky… (Resnais, 1974), French Connection II (John Frankenheimer, 1975), Va voir maman, papa travaille (François Leterrier, 1978), Chanel Solitaire (George Kaczender, 1981), Mille milliards de dollars (Verneuil, 1982), L’amour à mort (Resnais, 1984), I Want to Go Home (Resnais, 1989), Les herbes folles (Resnais, 2009), Vous n’avez encore rien vu (Resnais. 2012) en Aimer, boire et chanter (Resnais, 2014).

05 november 2014

Manitas de Plata


93, Montpellier, 5 november, doodsoorzaak onbekend

Frans flamencogitarist en gelegenheidsacteur, pseudoniem (‘Handjes van Zilver’ ) van Ricardo Baliardo. Wereldster, bewonderd door Jean Cocteau en Pablo Picasso. Componeerde de muziek voor de documentaire Dali in New York (Jack Bond, 1965) en is ook te horen op de soundtracks van After Hours (Martin Scorsese, 1985) en I Love You (Marco Ferreri, 1986), alsmede die van de Alistair MacLean-verfilming Caravan to Vaccarès (Geoffrey Reeve, 1974), waarin De Plata ook een rolletje speelt. Ook verschijnt hij in beeld als zigeunergitarist in het Johnny Halliday-vehikel Johnny, d’où viens-tu? (Noël Howard, 1963) en in de pikante komedie Flash Love/Libertés sexuelles (Jean-Marie Pontiac alias Max Kalifa, 1968).

03 november 2014

Maryam Fakhr al Din


81, Kaïro, 3 november, complicaties van hersenoperatie

Egyptisch filmactrice, ook wel gespeld als Mariam Fakhreddine. Dochter van een in Saoedi-Arabië geboren Egyptische vader en een Hongaarse (christelijke) moeder. Zuster van acteur Youssef Fakhreddine. Ster van Egyptische cinema, vooral in de Nasser-periode, toen realistische films soms de traditionele melodrama’s in populariteit overtroffen. Debuut in Lailat gharam/Night of Love (Ahmed Badrakhan, 1951), laatste rol in de Canadees-Franse buikdansfilm Whatever Lola Wants (Nabil Ayouch, 2007).  Belangrijkste titels: Shaytan al-sahra/Desert Devil (Youssef Chahine, 1954), Ressalet gharam/The Love Message (Henry Barakat, 1954),  Rannet el-kholkhal/The Jingle of the Ankle Bracelet (Mahmoud Zulfikar, 1955), La anam/I Never Sleep/Sleepless (Salah Abouseif, 1957), Rudda kalbi/Back Again (top-billed; Ezzel Dine Zulficar, 1958), Nour el lail/Light in the Night (top-billed; Raymond Nassour, 1959), Malish gherak/I Have No One But You (Barakat, 1959), Hekayat hub/A Love Story (Helmy Halim, 1959), de komedie Elaydi el naema/Soft Hands (tegenover Sabah;  M. Zulfikar, 1964), Souq al-harim (top-billed; Youssef Marzouq, 1970), Al-asfour/The Sparrow (Chahine, 1972) en El noom fi el asal/Sleeping in Honey (Sherif Arafa en Ali Idrees, 1996). Gescheiden van regisseur en acteur Mahmoud Zulfikar.

02 november 2014

Gerald Calderon


87, Parijs, 2 november, na een lange ziekte

Frans regisseur, producent en filmmanager. Oudere broer van acteur Michael Lonsdale. Vanaf 1960 directeur van de Studios de Billancourt, daarna van de Union pour le Financement du Cinéma et l’Audiovisuel (UFCA) en de privéondernemingen TELETOTA en de Eclair-groep. Regisseerde een aantal documentaires: Le grand secret (1961), Le bestiaire d’amour/The Lair of Love (1965), Le risque de vivre (hoofdprogramma Cannes; 1980), de korte IMAX-documentaires Les fourmis tisserandes/Weaving Ants (1987) en The Deepest Garden (1989), Les contes sauvages (1991), Attaville, la véritable histoire des fourmis (1998) en Origine océan: 4 milliards d’années sous les mers (2001). Ook regie van de korte film Méli-mélodrame (1967) en de lange speelfilm La grande Paulette (met Lonsdale; 1974). Te zien als acteur in kleine rollen in Un éléphant ça trompe énormémentJ/Al is de leugen nog zo snel (Yves Robert, 1976), Garçon! (Claude Sautet, 1983), Le jumeau (Robert, 1984), Lacenaire (Francis Girod, 1990) en Tortilla y cinema (Martin Provost, 1997). Jurylid in Cannes (1987).

Mr. Acker Bilk


95, Bath, 2 november, keelkanker

Engels klarinettist en bandleider, eigenlijk Bernard Stanley Bilk. Koos als artiestennaam ‘Acker’, in het dialect van zijn geboortestreek Somerset zoiets als ‘vriend’ of ‘kameraad’ betekent. Zong en speelde met zijn Paramount Jazz Band dixieland en skiffle. Scoorde een nummer 1-hit, ook in de VS, met het door hemzelf geschreven instrumentale easy listening-nummer Stranger on the Shore, tune van de gelijknamige BBC-televisieserie (Kevin Sheldon, 1961).
Het nummer werd later hergebruikt in films als The Wanderers (Phil Kaufman, 1979), The Flamingo Kid (Garry Marshall, 1984), Sweet Dreams (Karel Reisz, 1985), Red Heat (Walter Hill, 1988), Mr. Holland’s Opus (Stephen Herek, 1995), There’s Something about Mary (Bobby en Peter Farrelly, 1998) en The Majestic (Frank Darabont, 2001). Met zijn karakteristieke bolhoed en giletje trad Bilk op in de muziekfilm It’s Trad, Dad! (Richard Lester, 1962) en It’s All Over Town (Douglas Hickox, 1963) en was hij de hoofdpersoon van de muziekfilm Band of Thieves (Peter Bezencenet, 1963). Ook zong hij in beeld in de Duitse Schlagerfilm Holiday in St. Tropez (Ernst Hofbauer,1964).